Historie

Het Skûtsjesilen en SKS

Tot de tijd dat de gemotoriseerde vrachtschepen hun intrede deden gebeurde het vrachtvervoer met zeilschepen. De schippers van de skûtsjes en tjalken vervoerden veelal turf, terpaarde, grind, zand en mest. Tijdens het vrachtvervoer bonden ze regelmatig de strijd met elkaar aan; geen duimbreed gaven ze elkaar toe. Zeilwedstrijden werden door de kasteleins georganiseerd.Alles wat uit een roefje kon, werd op de kant gezet om zo weinig mogelijkballast aan boord te hebben, want de vette prijzen en premies waren een belangrijke aanvulling op de soms magere verdiensten. Deze hurdsilerij gaf wat kleur aan het harde bestaan. En de kasteleins lachten in hun vuistje, want het geld stroomde rijkelijk in de kas terug. Later namen de zeilverenigingen de organisatie van de zeilwedstrijden over.

Start SKS

In het begin van de twintigste eeuw zag het er slecht uit voor de zeilende vrachtschepen. Door de voortschrijdende techniek verdwenen de mest-, turf- en modderschepen. De gemotoriseerde vrachtschepen namen hun plaats in. De skûtsjes werden omgebouwd tot woonschip.
Een zeilend skûtsje werd een antiquiteit. Door de bemoeienis van de Drachtster architect Gerben van Manen en de Dokkumer Klaas Kingma bleef het skûtsjesilen voor Friesland behouden.

Op 22 juli 1945 werd voor het eerst vergaderd en gezeild onder auspiciën van de SKS, Sintrale Kommisje Skûtsjesilen. Reboelje onder de eigenzinnige schippers was in de beginjaren schering en inslag. Ze lieten zich door het bestuur de wet niet voorschrijven, eisten vergoedingen en hadden lak aan originaliteit, als het maar hard ging. In 1953 dreigde de situatie dermate uit de hand te lopen dat ze weigerden om te starten. Onder aanvoering van de gebroeders Meeter werden de gemoederen gesust onder het motto: “net ouwehoere, sile!”

Geen reclame

In de beginjaren lagen startdatum en aantal schepen niet vast en waren de wedstrijden verspreid over een maand en gebonden aan dorpsfeesten. Later werd gekozen voor veertien skûtsjes, elf wedstrijden in een vaste volgorde en starten op de eerste zaterdag van de bouwvakvakantie. De veertien skûtsjes van de SKS werden een begrip. Aan het aantal en de plaatsen werd niet getornd, skûtsjes, schippers en bemanning wisselden, maar niet de commissies en hun wedstrijdwater.

In de jaren zeventig werd het SKS-skûtsjesilen flink gemoderniseerd, de belangstelling, ook van de media, nam hand-over-hand toe. Toegeven aan de commercie bleef uit den boze, tot vandaag-de-dag toe. Reclame-uitingen zijn bij skûtsjesilen net als bij de Elfstedentocht niet toegestaan. Aan sponsoring is evenwel niet te ontkomen. Steeds meer bedrijven steunen een of meerdere skûtsjes, vaak uit liefde voor de tradities. Een dag varen met relaties is het enige wat er tegenover staat. Het SKS-skûtsjesilen is en blijft een zeilevenement met vrachtschepen uit vervlogen tijden zonder reclame-uitingen met ruim aandacht voor originaliteit en traditie.

Het Skûtsje en de Stichting

De Gerben van Manen wordt vaak betiteld als het mooiste skûtsje van de SKS-vloot. De ranke platbodem is een echte Piipster, gebouwd op de beroemde scheepswerf De Piip van Roorda in Drachten. Het witte schip met de witte zeilen was een lust voor het oog. Daarom noemden de kleinkinderen van de schipper het Santa Maria. Inmiddels is het schip geschilderd in authentieke bruin-okergele kleuren, maar het silhouet is nog even mooi als destijds.

De stichting

Toen in Earnewâld in 1956 de eerste skûtsjecommissie werd opgericht en een skûtsje in de vaart hield, dachten enkele leden van de Heerenveense zeilvereniging “waarom zij wel en wij niet”. Met geld van wat zeilfanaten kocht de kersverse commissie het skûtsje van schipper Berend Mink uit Grou. De Willem Barendz. Het Sneekermeer bij Terherne werd uitgekozen als wedstrijdwater, Marten Engelsma hanteerde als schipper het helmhout en in 1957 zeilde de Gerben van Manen, zoals het skûtsje inmiddels was herdoopt naar de oprichter van de SKS, de eerste wedstrijd.

Veel succes had het niet, het bungelde wat achteraan. Geen wonder dat een vierde plaats in Grou werd gevierd als een overwinning. Na vier jaar werd Jan van Terwisga schipper. “Ik wil wel bij jullie zeilen,” zei hij, “maar niet met dat rotschip”. Het bestuur zocht en vond het skûtsje de “Vrouw Annigje”, dat jarenlang aan de Herenwal had gelegen, bewoond door “een oude vrouw”: Annigje de Jong. Het schip was omgebouwd tot woonschip. Met man en macht brachten de zeilfanaten het schip terug in de oude staat: de Gerben van Manen was wedstrijdklaar. En hoe, vanaf het begin bleek het een geduchte tegenstander. In 1963 ging voor het eerst de kampioenswimpel in top. De kop was er af. In de loop der jaren zijn maar liefst zeventien kampioenstitels veroverd.